Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Uitvoeringswet internationale kinderbescherming

 

Artikel 15
1
De voorzieningenrechter van de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van alle verzoeken die betrekking hebben op de erkenning, de niet-erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen die op grond van het verdrag zijn gegeven, voor zover de erkenning, de niet-erkenning en de tenuitvoerlegging daarvan niet door de verordening worden beheerst. Ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging zijn de artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing.
2
In de zaken, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, dan wel een kind waarop het verzoek betrekking heeft, gewone verblijfplaats heeft. Indien geen van deze personen gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de tenuitvoerlegging dient plaats te vinden. Kan de bevoegdheid niet worden gebaseerd op de in dit artikellid genoemde gronden, dan is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank te ?s-Gravenhage.
3
Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt gevraagd bij verzoekschrift. Het wordt ingediend door een procureur. Heeft de verzoeker zich gewend tot de centrale autoriteit, dan kan het verzoekschrift worden ingediend door de centrale autoriteit. Het verzoekschrift houdt tevens in de keuze van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank. De verzoeker die zich heeft gewend tot de centrale autoriteit wordt geacht ten kantore van de centrale autoriteit woonplaats te hebben gekozen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •